
Kijk eens om je heen: hoeveel mensen zie je dagelijks vechten? Niet met vuisten of woorden, maar van binnen. Vechten tegen gevoelens, tegen tegenslagen, tegen de grilligheid van het leven. Alsof ze proberen de regen tegen te houden met hun handen, of boos worden op de wind omdat die niet de juiste kant op waait.
We leven in een wereld waarin ‘altijd positief zijn’ bijna een soort ongeschreven wet is geworden. Maar eerlijk is eerlijk: het leven is nu eenmaal een mengelmoes. Soms zonneschijn, soms storm. En dat is oké. Negatieve gevoelens zijn niet je vijand – ze zijn onderdeel van het mens-zijn. Ze zeggen: “Hé, er leeft iets in je.” Je hoeft ze niet weg te duwen of te verstoppen. Je mag ze voelen. Sterker nog, je moet ze soms voelen om écht te kunnen helen.
Wist je dat je ongeveer 80% van je gemoedstoestand zelf kunt beïnvloeden? Door hoe je denkt, leeft, beweegt, ademt. Maar er blijft altijd een stukje – zo’n 10% genetisch, en 10% pure pech of mazzel – dat je niet in de hand hebt. Dat stukje, dat grillige, dat onverwachte? Dat kun je beter leren omarmen. Daar zit vrijheid in. Want als je stopt met vechten tegen wat je toch niet kunt veranderen, ontstaat er ruimte. Ruimte voor rust. Voor acceptatie. Voor een beetje licht, zelfs op een grijze dag.
Stel je voor: je hebt een glas water waarin modder is geroerd. Hoe troebel ook – als je stopt met roeren, zakt het vuil vanzelf naar de bodem. Het water wordt weer helder. Zo werkt het ook met je geest. Laat het even. Laat jezelf even. Alles zakt vanzelf op z’n plek als jij stopt met krampachtig proberen het op te lossen.
Dus adem. Kijk om je heen. Aanvaard. Want soms is vrede niet iets wat je vindt, maar iets wat je laat ontstaan – gewoon door niet meer te vechten tegen wat er al is.